Het was ijskoud, de bloemen stonden op de ramen van de huizen waar we langsliepen. Met onze adem maakten we wolkjes. We liepen als de mannen die we kenden, niet recht op ons doel maar wankelend. Uit: Net veertien
Toen mijn moeder overleed kwam er een breedbeeld in huis die de hele dag aanstond. Niet dat mijn vader de hele dag programma’s keek, zappen deed hij, zoveel mogelijk mensen langs laten komen. De tv was een gat in de muur, waar de wereld doorheen naar binnen stroomde. Uit: Alles hiervoor
Oom Sam veinsde maagkanker om de ruzie met zijn zoon bij te leggen die hij twintig jaar niet had gezien. Uit: Alleen de eenzamen
Je zal het vanaf nu eng vinden om van iemand te houden, je zal bang zijn om weer te verliezen, en als je alleen bent, zal je liefde willen. Je zal daardoor altijd onrustig zijn en alles wat je lief hebt zal je op een dag verraden en achter je laten omdat alles wat jij liefhad, jou heeft verraden en achtergelaten. Uit: Net veertien
Het vel op zijn gezicht hangt als gegaard vlees aan zijn bot en beweegt met ieder woord mee. Hij wil me wijsmaken dat mijn zoon ook vorderingen maakt, alsof ik dat zelf niet wil geloven. Uit: Ooit waren we vogels
Hij pakt me bij mijn keel, een strot wordt het, ik krijg geen lucht meer, zak door mijn knieën, hij schopt mijn voeten weg, valt geregisseerd met me mee, boven op me, draait me om, kronkelt als een slang over mijn lichaam, ik spartel, probeer hem van me af te werpen, geen kans: hij heeft me in beton gegoten dat langzaam begint op te drogen. Uit: Alles hiervoor
Zaklampen gaan als discolichten door de tent, blijven op haar lichaam kleven, op haar onderbroekje met kevertjes die in het felle licht bloedrood zijn en zich stevig vast lijken te klampen aan haar billen, rond en omhoogstaand, totaal anders dan die van de meeste meisjes die in fluorescerende leggings met hun te platte of te vette kont willen pronken. Uit: Net veertien
Als puber had ik twee jaar lang en onvrijwillig in een boeddhistische oefening gezeten: getuige zijn van een lichaam dat ontbindt, jukbeenderen van glas, ogen als in hun huis teruggetrokken slakken, de schedel die door uitgedund vel heen brak. Uit: Ooit waren wij vogels
Mijn moeder trouwde toen ze zestien was, in wit kant, mijn vader in een driedelig pak met een lang colbert en hoge hoed, net een goochelaar en met een blik alsof hij net zijn grootste truc heeft uitgehaald: het mooiste meisje van de wereld verleid. Uit: Ooit waren wij vogels